Aandachtspunten belastingaangifte aanslagjaar 2022

Uw aangifte of uw voorstel van vereenvoudigde aangifte is sinds vorige week online beschikbaar in MyMinfin (Tax-on-web).
 
Als u uw aangifte of uw voorstel van vereenvoudigde aangifte per post ontvangt, zal die normaliter in de loop van de maand mei naar u worden verstuurd.

Als u een voorstel van vereenvoudigde aangifte ontvangt (zoals 3,8 miljoen andere Belgen), moet u niets doen als dit voorstel correct is. Eventuele wijzigingen moeten uiterlijk 15 juli 2022 worden doorgegeven. Het verdient dus de aanbeveling om dit voorstel grondig na te kijken. De fiscus heeft hiervoor is nu ook een checklist voorzien.

Hebt u geen voorstel van vereenvoudigde aangifte ontvangen, dan moet u zelf uw aangifte indienen. Als u uw aangifte op papier indient, dan hebt u tot 30 juni om ze in te dienen. Doet u uw aangifte via Tax-on-web, dan moet u dat ten laatste op 15 juli doen. Doet u hiervoor beroep op een boekhouder, dan heeft die tot 30 september 2022 de tijd om uw aangifte in te dienen (deze aangiftetermijn is met een maand ingekort).

Enkele aandachtspunten

Niet-indexering van bepaalde belastingverminderingen

De meeste belastingverminderingen en -vrijstellingen worden elk jaar geïndexeerd. Voor de inkomstenjaren 2020 tot en met 2023 werd de indexering van een aantal federale belastingverminderingen (zoals vrijgesteld bedrag dividenden en maximum bedrag lange termijnsparen en pensioensparen) echter bevroren. De jaarlijkse indexering zal normaliter opnieuw plaatsvinden vanaf inkomstenjaar 2024.

Wat de belastingverminderingen voor kredieten betreft, geldt in het Vlaamse en het Waalse Gewest een permanente indexatiestop.

Vak II – Personen ten laste

U moet uw gezinslasten vermelden opdat de fiscus kan berekenen op welke toeslagen op de belastingvrije som u recht hebt.

De basisbelastingvrije som bedraagt in aanslagjaar 2022 voor iedereen 9.050,00 euro.

De toeslagen op de belastingvrije som voor kinderen ten laste bedragen in aanslagjaar 2022 voor:

1 kind: 1.650,00 euro; 2 kinderen: 4.200,00 euro; 3 kinderen: 9.500,00 euro; 4 kinderen: 15.360,00 euro; elk bijkomend kind 5.860,00 euro (gehandicapte kinderen worden voor twee gerekend). 

Fiscaal alleenstaanden met kinderen ten laste of in co-ouderschap hebben recht op een extra toeslag van 1.650,00 euro in aanslagjaar 2022 (ongeacht het aantal kinderen ten laste). 

Voor ascendenten en zijverwanten tot en met de tweede graad (broers en zussen) die ten laste zijn, bedroeg de toeslag op de belastingvrije som 1.630,00 euro in aj. 2021. Dit bedrag werd opgetrokken tot 3.270,00 euro als zij ten minste 65 jaar oud waren in aj. 2021. Voor een zwaar gehandicapte werden de toeslagen van respectievelijk 1.630,00 euro en 3.270,00 euro verdubbeld.

Vanaf dit aanslagjaar kan een (groot)ouder of broer/zus ten laste die ouder is dan 65 jaar, maar niet ‘zorgbehoevend’ is, in principe enkel nog recht geven op de gewone belastingvrije toeslag van 1.650,00 euro (aj. 2022).

De toeslag wordt wel verhoogd voor (groot)ouders of broers/zussen die ouder zijn dan 65 jaar én zorgbehoevend zijn, met name tot 4.940,00 euro, maar een verminderde zelfredzaamheid van ten minste 9 punten is hiervoor vereist!

Aangezien de nieuwe regeling in veel gevallen nadelig is, werd er wel in een overgangsregeling voorzien voor belastingplichtigen die op 1 januari 2021 de (groot)ouder of broer/zus ouder dan 65 jaar reeds ten laste hadden.

  • Zo kan een niet-zorgbehoevende ‘oudere ten laste’ nog tot en met aj. 2025 recht blijven geven op de belastingvrije toeslag van 3.290,00 euro, op voorwaarde dat de oudere in de aangifte van aj. 2021 fiscaal ten laste werd genomen.
  • Er werd ook in een overgangsregeling voorzien voor zwaar gehandicapte ouderen ten laste. Als u op 1 januari 2021 een zwaar gehandicapte (groot)ouder of broer/zus ouder dan 65 jaar ten laste had, kunt u nog tot en met aj. 2025 genieten van de oude regeling, d.w.z. een dubbele oude belastingvrije toeslag van in totaal 6.580,00 euro (2 x 3.290,00 euro) voor deze persoon ten laste.

Personen kunnen enkel fiscaal ten laste worden genomen als ze deel uitmaken van uw gezin op 1 januari van het aanslagjaar (dus op 01-01-2022 voor inkomstenjaar 2021) en slechts beperkte netto bestaansmiddelen hebben. Kinderen van gehuwden of wettelijke samenwonenden en ascendenten/zijverwanten mochten in 2021 maximaal 3.410,00 euro netto bestaansmiddelen hebben. Een kind van een alleenstaande of feitelijk samenwonende ouder mocht tot 4.920,00 euro bestaansmiddelen ontvangen.

Voor het vaststellen van het bedrag van de bestaansmiddelen wordt echter geen rekening gehouden met bepaalde inkomsten, waaronder (o.a.):

  • brutopensioenen van de (groot)ouders, broers of zussen die op 1 januari 2022 65 jaar of ouder waren, tot 27.430,00 euro;
  • onderhoudsgelden en wezenrenten die kinderen ontvangen tot 3.410,00 euro;
  • inkomsten uit een arbeidscontract voor studenten tot een brutobedrag van 2.840,00 euro.

    Gelet op de coronacrisis, worden de volgende bezoldigingen die zijn verkregen door studenten bovendien ook niet beschouwd als bestaansmiddelen:
    •  tijdens het eerste en tweede kwartaal (1 januari tot en met 30 juni) van 2021 gepresteerde uren studentenarbeid in het onderwijs en de zorgsector;
    • en tijdens het derde kwartaal (1 juli tot en met 30 september) van 2021 gepresteerde uren studentenarbeid, ongeacht de sector waarin de studentenarbeid is gepresteerd.

Vak III – Onroerende inkomsten

Het inkomen van de eigen woning (in principe de woning waar u gedomicilieerd bent), moet niet vermeld worden in vak III. Als u nog een lening hebt lopen van vóór 2005 voor de eigen woning die u zelf betrekt, kan het wel nuttig zijn om het KI van uw eigen woning in vak IX (code 3100/4100) te vermelden.

Als u buitenlands onroerend goed bezit, moet u voor ij. 2021 het kadastraal inkomen (en eventueel ook de brutohuur bij beroepsmatig gebruik) van dit onroerend goed voor het eerst aangeven in vak III, A én B.
Met het oog op de toekenning van het kadastraal inkomen aan het buitenlands vastgoed, moest u in principe uiterlijk op 31 december 2021 een aangifte doen van het buitenlands vastgoed. Als u pas in 2021 (of later) eigenaar bent geworden van het buitenlands vastgoed, moe(s)t u dit in principe binnen de 4 maanden spontaan melden. De aangifte bij de Administratie Opmetingen en Waarderingen kan door de gegevens in te vullen op MyMinfin (Mijn woning -> Mijn onroerende gegevens raadplegen -> Een goed in het buitenland aangeven). Voor meer info over deze aangifteverplichting, zie https://financien.belgium.be/nl/particulieren/woning/kadaster/kadastraal-inkomen/kadastraal-inkomen-van-het-buitenland-gelegen.

De heffingsbevoegdheid met betrekking tot onroerende goederen die gelegen zijn in een land waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft gesloten, komt toe aan het land van de ligging van het onroerend goed. Niettemin moet u de (fictieve) inkomsten van het onroerend goed ook aangeven in de Belgische aangifte in de personenbelasting.

Het onroerend inkomen van buitenlands vastgoed wordt, sinds dit aanslagjaar, op exact dezelfde manier berekend als voor Belgisch vastgoed (en zal dus afhangen of er al dan niet verhuring is aan personen die het pand beroepsmatig gebruiken). Voor buitenlands vastgoed moet u dus een KI (en eventueel brutohuur) aangeven in vak III.A. Vervolgens vermeldt u het/de  bedrag(en) m.b.t. het buitenlands vastgoed uit rubriek A ook in rubriek B. U mag de buitenlandse belastingen niet in mindering brengen van dit KI.

Het buitenlands onroerend inkomen (van vastgoed gelegen in een land waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft gesloten) zal meegeteld worden om de belastingen in België te bepalen op de andere inkomsten. Maar het zal in een latere fase van de belastingberekening wel vrijgesteld worden, de zogenaamde “vrijstelling met progressievoorbehoud”.

Vereenvoudigd voorbeeld
Een echtpaar heeft een gezinswoning in Gent en belastbare beroepsinkomsten van 60.000,00 euro (meneer) en 50.000,00 euro (mevrouw). Ze hebben in 2020 een buitenverblijf in Frankrijk gekocht voor een prijs van 310.000,00 euro voor eigen gebruik. De Administratie heeft hieraan een kadastraal inkomen (KI) toegekend van 1.100,00 euro (voor meer info over hoe dit KI berekend wordt door de Administratie, zie Meer details over de berekening van het kadastrale inkomen voor buitenlands vastgoed - KBC Private Banking).

Dit KI moet men in aanslagjaar 2022 aangeven in vak III, A.2 én B.1 van de aangifte personenbelasting. De Administratie zal het KI indexeren en verhogen met 40% om het onroerend inkomen vast te stellen (onroerend inkomen = 1.100 x 1,863 x 1,4 = 2.870,00 euro). Dit onroerend inkomen zal meegerekend worden om de belastingen in België te bepalen op de andere inkomsten, maar zal in een latere fase van de belastingberekening wel worden vrijgesteld (= ‘vrijstelling met progressievoorbehoud’).

Mocht het echtpaar geen buitenlands vastgoed hebben, zouden ze +/-  43.370,00 euro personenbelasting (inclusief aanvullende gemeentebelasting) betalen.
Doordat klanten de woning in Frankrijk bezitten, zullen ze evenwel +/- 400,00 euro extra belastingen betalen (aangezien hun gemiddelde aanslagvoet is gestegen). Dit is de impact van het progressievoorbehoud.

We merken op dat bij een gemeubelde verhuur, ook een roerend inkomen moet aangegeven worden in vak VII.

Vak VII – Roerende inkomsten

U kunt ook dit jaar via uw aangifte maximaal 240,00 euro roerende voorheffing op dividenden van ‘individuele aandelen’ recupereren. Dat komt neer op 800,00 euro aan kwalificerende bruto dividenden, als ze onderworpen zijn aan het RV-tarief van 30%. Voor meer info over deze maatregel, zie:
https://www.kbc.be/particulieren/nl/juridische-info/documentatie-beleggen/vrijstelling-roerende-voorheffing-dividenden-aandelen.html

U moet de ingehouden roerende voorheffing die u wil terugvorderen, vermelden onder code 1437/2437. Het dividendbedrag dat u ontving, hoeft u niet te vermelden in de aangifte. Als u een voorstel van vereenvoudigde aangifte ontving en u wilt een deel van de roerende voorheffing recupereren, dan zult u moeten reageren op het voorstel.

Als u in 2021 dividenden van Franse aandelen of interesten van Franse oorsprong hebt ontvangen, kunt u de verrekening van een ‘forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting’ (FBB) vragen. Voor meer info, zie MyMinfin (fgov.be) Opgelet, FBB-verrekening kan volgens de administratie slechts gebeuren voor dividenden van Franse oorsprong die effectief belast werden (worden) in België en waarvoor men dus geen aanspraak maakt op vrijstelling voor dividenden van max. 800,00 euro.

Voorbeeld
U krijgt een dividend (bruto 1.000,00 euro) van Franse aandelen waarop Franse bronheffing van 12,8% werd ingehouden. Bij uitbetaling op de Belgische rekening, moet de Belgische bank de Belgische roerende voorheffing van 30% inhouden op 872,00 euro. Netto ontvangt u dus 610,40 euro. U kunt via de aangifte personenbelasting max. 130,80 euro (15% op 872,00 euro) FBB-verrekening vragen. 

Ervan uitgaande dat u de vrijstelling van 800,00 euro dividenden niet claimt voor de Franse dividenden (maar u deze vrijstelling claimt voor Belgische dividenden, wat interessanter is), zult u volgende gegevens moeten vermelden in uw aangifte:
- € 610,40 in rubriek A code 1160
- in rubriek F


 

Vak IX – Interesten, kapitaalaflossingen en premies die recht geven op belastingvoordeel

Belangrijk bij het invullen van vak IX blijft de beoordeling of het krediet betrekking heeft op de eigen woning (van dag tot dag te beoordelen) en in welk jaar het krediet werd afgesloten.

Met betrekking tot herfinancieringsleningen herinneren we eraan dat een herfinanciering in principe fiscaal neutraal is.

Bijvoorbeeld: 
u hebt in 2011 een krediet afgesloten voor het verwerven van uw enige en eigen woning in Gent dat in aanmerking kwam voor de ‘oude’ woonbonus. In 2021 hebt u dit krediet geherfinancierd. Dan valt dit krediet (in de veronderstelling dat u nog steeds in deze woning in Gent woont) nog onder de ‘oude’ Vlaamse woonbonus, m.n. codes 3370/4370 e.v.
Deze lening zal echter vanaf dit aanslagjaar geen recht meer geven op toeslag, maar enkel op de basiskorf van 2.280,00 euro p.p. Alleen leningen gesloten vanaf 1 januari 2012 kunnen dit aanslagjaar nog recht geven op de toeslag van 760,00 euro (aangezien een lening maximum 10 jaar recht kan geven op de toeslag). Om die reden moet u in codes .372/.380 aangeven of het gaat om een lening gesloten vanaf 2012.

We merken op dat leningen gesloten vanaf 1 januari 2020 met betrekking tot de eigen woning alleen nog bij Waalse inwoners recht kunnen geven op fiscaal voordeel, m.n. de chèque habitat.
Leningen afgesloten vanaf 1 januari 2020 kunnen geen recht meer geven op de Vlaamse geïntegreerde woonbonus, noch op een ander Vlaams voordeel. Bij verkoop van uw huidige woning en aankoop/bouw van een nieuwe woning, kunt u mogelijk wel de Vlaamse woonbonus behouden (Vlaamse fictie hypotheekruil).

Leningen met betrekking tot niet-eigen woningen (buitenverblijven en opbrengstwoningen) gelegen in de Europese Economische Ruimte kunnen nog steeds recht geven op federaal langetermijnsparen (code 1358/2358) en gewone interestaftrek (code 1146/2146). We merken op dat het wetsvoorstel om het fiscaal voordeel af te schaffen voor de kapitaalaflossingen van nieuwe leningen momenteel ‘on hold’ staat.

Vak X. Uitgaven die recht geven op belastingvermindering
 

  • Belastingvermindering dienstencheques

    De uitgaven voor PWA- en dienstencheques die recht geven op belastingvermindering worden beperkt tot 1.530,00 euro per belastingplichtige in aanslagjaar 2022 (1.570,00 euro in aj. 2023).

    De PWA- en dienstenscheques leveren vanaf aanslagjaar 2021 een belastingvermindering van 20% op voor Vlaamse inwoners (t.e.m. aj. 2020: 30%). Voor inwoners van het Vlaamse Gewest, bedraagt de nettoprijs van een dienstencheque dus 7,20 euro (9,00 euro x 80%) als u in 2021 niet meer dan 1.53,00 euro aan dienstencheques hebt uitgegeven.
     
  • Hogere belastingvermindering uitgaven kinderoppas

Het maximum dat u per oppasdag per kind mag aangeven, wordt in aanslagjaar 2022 opnieuw verhoogd naar 14,00 euro. U moet bij het invullen van de aangifte de eventuele beperking tot 14,00 euro per dag zelf toepassen. De uitgaven voor kinderopvang komen in aanmerking voor een belastingvermindering van 45%.

De leeftijdsgrens van de kinderen waarvoor men de belastingvermindering voor uitgaven kinderoppas mag vragen, werd bovendien sinds aanslagjaar 2021 opgetrokken tot 14 jaar (resp. 21 jaar voor zwaar gehandicapte kinderen). Alleen de oppaskosten m.b.t. het gedeelte van het jaar dat aan de veertiende verjaardag voorafgaat, geven recht op belastingvermindering.
 

  • Corona tax shelter

Investeringen in het risicokapitaal van een kleine vennootschap, gedaan  in de periode van 1 januari 2021 t.e.m. 31 augustus 2021, kunnen in aanmerking komen voor een belastingvermindering van 20% (voor een maximale investering van 100.000,00 euro), op voorwaarde dat:
de omzet van de kleine vennootschap voor de periode van 2 november 2020 tot 31 december 2020 met minstens 30% was gedaald ten opzichte van dezelfde periode van 2019.

De intekening op aandelen die recht geven op de covid tax shelter moet blijken uit een fiscaal attest 281.83. Voor meer info, zie Tax Shelter COVID-19 | Agentschap Innoveren en Ondernemen (vlaio.be)
 

  • Nieuwe belastingvermindering voor plaatsing laadstation elektrische wagen

    Vanaf aanslagjaar 2022 wordt een nieuwe belastingvermindering ingevoerd voor uitgaven gedaan voor de plaatsing van een vast laadstation voor het laden van elektrische wagens in of bij de woning waar de belastingplichtige zijn domicilie heeft. Het laadstation moet intelligent zijn en mag enkel gebruik maken van groene stroom.

    De uitgaven moeten betaald zijn in de periode van 1 september 2021 tot en met 31 augustus 2024. Het maximumbedrag van de uitgave dat recht geeft op belastingvermindering, bedraagt  1.500,00 euro per laadstation. De vermindering wordt bepaald op een percentage van de uitgave en bedraagt:

    - 45% voor de uitgaven betaald in 2021 (ten vroegste vanaf 1 september 2021) of in 2022. Het belastingvoordeel bedraagt zo maximaal 675,00 euro (1.500 x 45%);
    - 30% voor de uitgaven betaald in 2023. Het voordeel bedraagt dan maximaal 450,00 euro;
    - 15% voor de uitgaven betaald in 2024 (uiterlijk 31 augustus).

De belastingvermindering wordt toegekend voor het jaar waarin de uitgave werkelijk is betaald, maar ze wordt slechts toegekend voor één belastbaar tijdperk. Het heeft dus geen zin om de betaling van de uitgave te spreiden over verschillende jaren. Voor meer info, zie https://financien.belgium.be/nl/particulieren/belastingvoordelen/groene_fiscaliteit/thuislaadstations

  • Belastingvermindering voor kwijtgescholden huur

    Verhuurders die voor de maanden maart, april, mei, juni, juli, augustus en/of september 2021 de huur geheel of gedeeltelijk (minstens 40%) kwijtscholden aan huurders die hun zaak verplicht moesten sluiten wegens de coronamaatregelen, kunnen in aj. 2022 aanspraak maken op een belastingvermindering van 30% voor de kwijtgescholden huur.

Voorwaarden
- Per huurovereenkomst kan maximaal 5.000,00 euro per maand in aanmerking komen voor de belastingvermindering en per verhuurder maximaal 45.000,00 euro.

- De verhuurder moet de huurgelden definitief en vrijwillig kwijtschelden.

- De huurder moet een zelfstandige zijn die:

- ofwel zelfstandig een beroepsactiviteit in hoofdberoep uitoefent,
- ofwel als kleine vennootschap of kleine vereniging kan worden aangemerkt conform de geldende wetgeving.

- De huurder en verhuurder mogen geen gelieerde partijen zijn.

- En de kwijtschelding moet vastgelegd zijn in een schriftelijke overeenkomst die is afgesloten tussen de huurder en de verhuurder.

Voor meer info, zie https://financien.belgium.be/nl/Actueel/belastingvermindering-kwijtschelding-huur

Vak XI – Uitbreiding Winwinleningen en nieuw vriendenaandeel

Sinds 2006 kan men via een Winwinlening geld uitlenen aan een of meerdere kmo’s met een zetel in het Vlaams Gewest. Wie zo’n achtergestelde lening toestaat, krijgt een jaarlijkse belastingkorting van 2,5% op het openstaande kapitaal. Voor alle voorwaarden, zie Winwinlening (pmvz.eu)

In het geval de onderneming failliet gaat of de lening niet meer kan terugbetalen, kan men recht hebben op een eenmalig belastingkrediet van 30%, waardoor men 30% van zijn lening terugkrijgt. Voor Winwinleningen gesloten na 15 maart 2020 en uiterlijk tot 31 december 2021 wordt het percentage van het eenmalig belastingkrediet opgetrokken tot 40%. Daarom wordt in vak XI van de Vlaamse belastingaangifte een onderscheid gemaakt tussen Winwinleningen gesloten vóór en vanaf 16 maart 2020.

Naar analogie met de Winwinlening heeft men in het Waalse Gewest vanaf aanslagjaar 2017 in een jaarlijks belastingkrediet voorzien voor de kredietgever van een ‘Coup de pouce’-lening. Vanaf 2021 wordt deze regeling ook uitgebreid. In Brussel heeft men vanaf oktober 2020 de proxilening ingevoerd.

Er is vanaf inkomstenjaar 2021 ook een extra Vlaamse mogelijkheid ingevoerd om een kmo te steunen: het zgn. vriendenaandeel. Er zal een belastingvoordeel zijn voor wie intekent op een kapitaalverhoging. De grens van maximaal 75.000,00 euro per inbrenger en maximaal 300.000,00 euro per kmo zal gelden voor de Winwinlening en het vriendenaandeel samen. De aandelen moeten 5 jaar worden bijgehouden. Voor het vriendenaandeel zal er een belastingkrediet van 2,5% gedurende maximaal 5 jaar zijn, wat het maximale voordeel op 1.875,00 euro gedurende 5 jaar brengt. Bij het vriendenaandeel is er in geval van  faillissement van de ondernemer niet voorzien in bescherming onder de vorm van een eenmalig belastingkrediet. We merken op dat de Winwinlening en de federale tax shelters meer voordeel kunnen opleveren (tax shelter is evenwel niet omzetbaar in een belastingkrediet).
 

Aarzel niet uw private banker of wealth manager aan te spreken mocht u hierover nog vragen hebben. 

Maak kennis met KBC Private Banking & Wealth
Inschrijven op onze nieuwsbrief

Dit nieuwsbericht mag niet worden beschouwd als een beleggingsaanbeveling of advies.