c warning
Er liep iets mis. De pagina is tijdelijk onbeschikbaar.

Interview met professor Vandenbulcke, directeur KU Leuven Brein Instituut

Prof. dr. Mathieu Vandenbulcke is naast diensthoofd van de dienst Ouderenpsychiatrie en hoogleraar neurowetenschappen aan de KU Leuven ook directeur van het KU Leuven Brein Instituut. Dit instituut heeft als missie bruggen te bouwen tussen de verschillende onderzoeksdisciplines op het vlak van hersenonderzoek. Met steun van een nieuwe Cera Leerstoel wil het Instituut het brede publiek informeren en sensibiliseren en zo verder bouwen aan een solidaire, respectvolle samenleving zonder drempels. 

Wat doet het Leuven Brein Instituut precies?

Lodewijk Waes

Mathieu Vandenbulcke: ‘Het KU Leuven Brein Instituut (LBI) is een instituut van de KU Leuven, waarbij onderzoekers die bezig zijn met hersenonderzoek hun krachten bundelen. Een deel zijn onderzoekers van UZ Leuven en ook een deel onderzoekers van andere departementen aan de KU Leuven. Niet enkel UZ Leuven is betrokken, het is eigenlijk een Interdisciplinair instituut van KU Leuven.

Het onderzoek naar de hersenen is een mondiale inspanning waarbij wij samen met talrijke centra uit het buitenland proberen bij te dragen tot een betere kennis en een betere behandeling van hersenaandoeningen. In het Leuven Brein Instituut proberen we de werking van het brein te doorgronden en proberen we te begrijpen hoe hersenziekten ontstaan en hoe we ze kunnen behandelen. We verzamelen 150 professoren en een veelvoud aan onderzoekers die samen een passie hebben voor het brein. Dat zijn onderzoekers met een heel diverse achtergrond: artsen, psychologen, maar ook ingenieurs, fysici, bio-informatici, biologen enzovoort.'

The brain is the next frontier

'Wij proberen eigenlijk bruggen te slaan tussen verschillende onderzoeksdomeinen. Allereerst is er het basisonderzoek met onderzoek naar genen, molecules, cellen enzovoort, maar er is ook het klinisch onderzoek; de dokters die met patiënten bezig zijn. Technologisch onderzoek zijn onder andere de ingenieurs die nieuwe technologieën proberen te ontwikkelen om het brein te bestuderen. Dan zijn er de gedragswetenschappers die kijken naar de functionele organisatie van de hersenen en tenslotte ook onderzoekers uit humane wetenschappen die zich buigen over hoe men zo goed mogelijk kan leven met een aanvulling van het brein.

Wij proberen al deze domeinen met elkaar te verbinden. Ik zeg soms dat het brein ons toont hoe we onderzoek moeten doen.

Het brein maakt makkelijk verbindingen, vormt netwerken en integreert informatie tot een soort van betekenisvol geheel. Dit is ook wat we bij het hersenonderzoek doen. Extreem belangrijk is hier de brug tussen het basisonderzoek en het klinisch onderzoek. Zo is gebleken dat de inzichten van het basisonderzoek op basis van bijvoorbeeld diermodellen zeer waardevol zijn, maar dat die niet zomaar te vertalen zijn naar de mens. Nu ontwikkelen we meer ziektemodellen met weefsel van patiënten zelf. We werken daarvoor onder meer samen met ingenieurs van Imec, waarbij we hersencircuits van individuele patiënten proberen na te bootsen op een chip en we daarbij bijvoorbeeld momenteel focussen op de ziekte van Parkinson.

Tegenwoordig kijken we met veel grotere precisie naar het brein. We kunnen een beetje vergelijken met Google Earth: waar we vroeger naar een stad konden kijken, kunnen we nu echt binnenkijken in de kamers van de huizen, we kijken echt naar individuele cellen, de genen die daar tot expressie komen, de eiwitten die ermee gepaard gaan … Dat genereert gigantisch veel data, waarbij we onder meer ook AI gebruiken om te kijken hoe we beter inzicht kunnen krijgen in die data en nieuwe patronen kunnen ontdekken. We weten uiteraard ook dat het brein geen geïsoleerd orgaan is, maar in nauwe verbinding staat met ons  lichaam. Ook daar doen we onderzoek naar, onder meer naar de brain-gut access, waarbij we kijken of er een invloed is van de darmsamenstelling op het brein en de gemoedstoestand van mensen en omgekeerd.’

Als u terugkijkt op het onderzoek tijdens de voorbije decennia inzake dementie, kunnen we dan algemeen concluderen dat er een heel lange periode van stilstand was en de voorbije 10 jaar een enorme versnelling in het domein?

Mathieu Vandenbulcke: ‘Onderzoek staat nooit stil, maar er is echt wel een  stroomversnelling gekomen het voorbije decennium en zeker de laatste jaren met een aantal positieve bevindingen, onder meer ook klinische studies die aangetoond hebben dat we niet alleen iets kunnen doen aan het onderliggende neurodegeneratieve proces en de eiwitneerslag die ermee gepaard gaat, maar dit effectief ook een effect heeft op het geheugen. We zien snelle ontwikkelingen, niet alleen wat de diagnose betreft met het onderzoek naar allerlei biomerkers waarbij we tijdens het leven de ziekte kunnen vaststellen, maar ook therapeutisch onderzoek waarbij we merken dat nieuwe behandelvormen, waaronder immunotherapie, toch werkzaam lijken. Dat zorgt voor een heel groot enthousiasme binnen ons domein. Het is eigenlijk voor het eerst in de geschiedenis dat we echt het gevoel hebben dat neurodegeneratieve aandoeningen ook echt behandelbaar zijn en dat zorgt de laatste jaren voor een exponentiële toename van de onderzoeksinspanningen. We zijn dus heel hoopvol op dat vlak.’

Waaraan ligt het dat net de voorbije jaren er plotseling zo’n versnelling is gekomen?

Mathieu Vandenbulcke: ‘Ik zie de onderzoeksinspanningen van de voorbije decennia als puzzelstukjes die nu allemaal op elkaar beginnen in te haken, waardoor het geheel beter zichtbaar wordt. Het is zeker niet zo dat er plots een copernicaanse omwenteling heeft plaatsgevonden, maar eindelijk beginnen de onderzoeksinspanningen van vele jaren nu ook echt vruchten af te werpen en lijken de hypotheses die al langere tijd bekend waren nu ook bevestigd te worden. We zijn positief gestemd dat we het ziektemechanisme dat we veronderstelden nu ook kunnen targetten met nieuwe behandelingen. De jarenlange inspanningen lijken zich nu echt te kristalliseren. Het onderzoek dat wij doen vergt natuurlijk heel veel doorzettingsvermogen en langetermijndenken.’

Verwacht u de komende jaren nog veel evolutie in het onderzoek naar hersenaandoeningen?

Mathieu Vandenbulcke: ‘Ik denk dat het niet zo lang meer zal duren voor we echt het verschil zullen kunnen maken voor mensen in een zeer vroeg stadium van hersenaandoeningen. Ik kijk ook uit naar de ontwikkelingen wat neurowetenschappelijk onderzoek betreft binnen de psychiatrie, want dat wordt soms niet echt met neurowetenschap geassocieerd. Ook daar gebeurt immers heel veel onderzoek. Niet zozeer ziektecategorieën, maar bijvoorbeeld de neurobiologie van emoties van stress of de manier waarop omgevingsfactoren een invloed hebben op de ontwikkeling van het brein. Ik denk dat daar ook nog een hele evolutie mogelijk is en ik kijk daar ook heel erg naar uit als directeur van het LBI. Een ander snel evoluerend domein is dat van hersenstimulatietechnieken en brain machine interfaces. Het brein is eigenlijk een soort van elektrisch orgaan waarbij u elektrische stromen kunt registreren en stimuleren. Ik denk dat dit op termijn ook veel kansen biedt voor mensen met onder meer geheugenproblemen of andere problemen zoals blindheid, doofheid, verlamming enzovoort.’

'Voor het eerst in de geschiedenis hebben we het gevoel dat neurodegeneratieve aandoeningen ook echt behandelbaar zijn.'

Professor Mathieu Vandenbulcke

Nu er vlotter resultaten worden behaald, helpt dat om vlotter funding te krijgen voor de projecten?

Mathieu Vandenbulcke: ‘Ja, ik denk dat we dat enthousiasme voelen. Voor een groot stuk hinken we wel nog altijd achterop als u vergelijkt met de funding voor kankeronderzoek. Daar is nog een inhaalbeweging te maken, maar u merkt nu toch dat er ook vanuit de verschillende fondsen voor wetenschappelijk onderzoek heel veel aandacht gaat naar neurodegeneratie en dementie en hersenonderzoek in het algemeen. The brain is the next frontier, zeggen ze soms, en dat merkt u ook wel in de onderzoekstoelages.’

Intussen is de prognose om in België aan dementie te overlijden een op de vier of een op de drie?

Mathieu Vandenbulcke: ‘Op dit moment zijn er 200 000 Belgen met dementie, men denkt dat een op de vijf mensen uiteindelijk boven de 60 jaar dementie zou kunnen ontwikkelen. Dat zijn natuurlijk gigantische cijfers. We worden allemaal steeds  ouder en de belangrijkste risicofactor om dementie te ontwikkelen is net de leeftijd, dus het is effectief zo dat men zich er bewust van wordt dat we daar onze schouders moeten onder zetten.’

De samenwerking met Cera situeert zich meer op het maatschappelijke vlak: meer sensibiliseren over dementie en het thema maatschappelijk aanvaard maken?

Mathieu Vandenbulcke: ‘Inderdaad, het project via de Cera Leerstoel heeft als doel in te zetten op levenskwaliteit, zingeving, participatie en ondersteuning van zowel patiënten als de familie, en probeert ook het belang van dementie-onderzoek naar het bredere publiek te vertalen door vorming en sensibilisering over solidariteit en maatschappelijke (on)gelijkheid. Een belangrijke pijler binnen het LBI is immers de gedachte van neurodiversiteit: we proberen op een positieve manier mensen met een ander werkend brein te benaderen. We stimuleren een positievere en inclusievere benadering van mensen met dementie, maar ook andere aandoeningen van een brein, zoals psychose, gevoeligheid of autisme. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze mensen een
volwaardige plaats innemen in onze samenleving en er echt bij horen?’

Dementie, onvergetelijk voor mekaar

Dementie is overal: een op vijf personen krijgt het ooit.En toch worden mensen met dementie nog niet altijd alsvolwaardige personen aanzien. Daar wil Cera wat aandoen. Want het is niet omdat je je leven iets andersbeleeft, dat het ook minder waard is. Het wordt net extrabelangrijk om samen mooie momenten te delen en elkaarte blijven ontdekken. Daarom zet Cera-infosessies,activiteiten en projecten op die verbinding centraalstellen. Zo blijven we oog hebben voor de mens in‘dementie’ en bouwen we samen aan een dementieinclusievesamenleving.

Maak kennis met KBC Private Banking & Wealth
Inschrijven op onze nieuwsbrief

U mag dit nieuwsbericht niet beschouwen als een beleggingsaanbeveling of als advies.