Koffietoekomst in tijden van klimaatverandering
Door de klimaatverstoring staat koffieproductie wereldwijd onder druk. In de Plantentuin van Meise wordt gewerkt aan nieuwe, klimaatresistente variëteiten op basis van de ondergewaardeerde Robustavariant. Nieuwe soorten uit het Congobekken brengt het team gestaag in kaart. Maar de klok tikt door het snel verdwijnende regenwoud, stelt botanicus Piet Stoffelen.
Senior researcher – al is hij zelf geen fan van dat label – Piet Stoffelen brengt al meer dan 30 jaar Afrikaanse koffiesoorten in kaart. Ziekte- en klimaatresistente alternatieven vinden voor gekweekte koffiesoorten Arabica en Robusta, staat tegenwoordig hoog op de agenda. Door de klimaatverstoring en de kap van het regenwoud, is genetische bronnen valoriseren uiterst waardevol werk geworden. Piet Stoffelen deed tijdens zijn onderzoek een onverwachte ontdekking: een spontane hybride, een toevalskruising tussen een wilde en gekweekte variant, met een bijzonder potentieel op het vlak van smaak en ziekteresistentie.
Referentie voor Centraal-Afrika
Een droom voor elke plantkundige, maar eerst: waarom gebeurt al dat onderzoek precies hier? We wandelen rond in de Plantentuin. De rijke geschiedenis is er tastbaar, maar ook als onderzoeksplek staat de Plantentuin wereldwijd hoog aangeschreven als het gaat om het conserveren van tropische plantensoorten uit Centraal-Afrika – met dank aan het Belgische koloniale verleden.
“We brengen de genetica van gekweekte koffie in kaart en leggen een collectie aan van nieuw ontdekte soorten”, legt Piet Stoffelen uit, terwijl hij ons mee de serres in neemt. “De Plantentuin van Meise is dé referentie voor Centraal- en West-Afrika. Die traditie gaat meer dan honderd jaar terug. Congo en later ook Rwanda en Burundi werden onze specialiteit in het onderzoek van koffiefamilies.”
Koffie is een geslacht – Coffea. Er zijn verschillende theorieën tussen botanici over hoeveel koffiesoorten er bestaan, maar Piet Stoffelen houdt het op 110 à 115. In zijn definitie is de oorsprong van koffie ook beperkt tot Afrika en Madagascar. De genetische bronnen van het Congobekken vormen de basis voor alle koffievariëteiten ter wereld. Koffie is bovendien een economisch waardevol, maar kwetsbaar gewas. In de negentiende eeuw was er een eerste uitbraak van de koffieroest (Hemileia vastatrix), een schimmel die alle plantages in Azië verwoestte en oversloeg naar Oost-Afrika.
Piet Stoffelen: “Er waren alternatieven nodig. In opdracht van Edmond van Eetvelde – de administrateur-generaal van de Congo-Vrijstaat van Leopold II – onderzocht een andere Belg, Lucien Linden, het potentieel van de Robusta-koffiesoorten. Van Eetvelde moest voor Leopold tien interessante koffievariëteiten uit Congo inzamelen, om er mee uit te kunnen pakken op de Wereldexpo van Parijs in 1900. Linden is later Robusta gaan commercialiseren dankzij zijn goede contact met de koning én zijn neus voor zaken. De nieuwe koffie is hij wereldwijd gaan promoten als een ‘robuust’ alternatief voor Arabicakoffie. Zo kwam de teelt van Robusta op gang.”
Wilde varianten zijn belangrijk om ziekteresistentie te creëren.
Piet Stoffelen, Botanicus

Hoogtes en laagtes
Robusta wordt geteeld in broeierig tropisch laagland, Arabica in koelere, hoger gelegen gebieden. Koffieroest komt daar minder voor: Latijns-Amerika werd dé wereldproducent van Arabica dankzij de vele hooggelegen koffieplantages.
Piet Stoffelen: “Arabica – eigenlijk een soort uit Ethiopië – heeft een betere kwaliteit dan de klassieke Robusta. Doordat Robusta als inferieur gezien werd, lag de prijs ook lager. Dat maakte dat er niet in geïnvesteerd werd: een vicieuze, inflatoire cirkel. Toch is Robusta een onderdeel van elke koffieblend in de winkel waar niet expliciet op staat dat ze Arabica bevat. De doorsnee consument houdt van mokka of dessert en daar zit Robusta in – om de prijs te drukken. Specialty Arabica’s zijn peperduur.”
Tot voor kort was Robusta dus het ondergeschoven kindje, maar door de schade veroorzaakt door de klimaatverandering stegen ook de Robustaprijzen sterk.
Hoe ziet die verstoring eruit op het terrein? “Normaal staat koffie de eerste 10 dagen tot drie weken na de eerste regens in bloei en zijn er twee oogstseizoenen”, legt Stoffelen uit. “Maar bijvoorbeeld in het bergachtige Oost-Congo is dat nu helemaal omgegooid. De planten gaan er continu in bloei. Niet interessant voor de oogst, want die is dan enorm gespreid en put de planten uit. In het Congolese laagland is juist één van de twee oogstseizoenen weggevallen. De extremen in temperaturen in de laaglanden zijn er enorm gestegen, met 100 dagen boven de 30 graden. Dat zie je overal ter wereld.”
De upgrade van Robusta dateert niet van gisteren. België droeg veel bij aan de verbetering van Robusta via het INEAC, L’Institut national pour l’étude agronomique du Congo belge of Nationaal Instituut voor de Landbouwkunde in Belgisch-Congo – NILCO. “Een enorm efficiënte organisatie die veel bijdroeg aan de tropische landbouw”, zegt Stoffelen. “Er werden nieuwe bananen- en palmvariëteiten ontwikkeld, maar dus ook nieuwe Robustasoorten. Die zijn nu nog steeds de basis van de commercieel interessante variëteiten in de koffieproducerende landen. Vietnam draait als tweede producent van koffie – na Brazilië – bijna uitsluitend op Robusta. Dat succes is gebaseerd op de genetische bronnen uit Congo die we in België in kaart brengen.”
Bovendien is het genetische potentieel van Arabica wat uitgemolken: veel valt er niet meer te veredelen. Met Robusta moet het werk nog beginnen. Piet Stoffelen: “Een mooi project kregen we daartoe gefinancierd door Belspo, het Belgisch Federaal Wetenschapsbeleid, om het potentieel van Robusta te evalueren in het Congolese laagland bij Yangambi in de regio Kisangani. Multidisciplinair qua landbouw, value chain, genetic resources, smaken … Tien jaar geleden begon een collega in de wouden wilde Robustaplanten in te zamelen. We namen die op in de collectie en één plant sprong er bovenuit door de interessante smaak: heel fruitig, met een bloemenaroma zelfs – net Arabica. Uit de genetische analyse bleek dat het een hybride is tussen de wilde en de lokaal gekweekte variëteit. Nu zijn we trials aan het opzetten om die variant in plantages te gaan kweken in Congo. Voorlopig met G0068 als label, maar er is nog geen naam.”
Nieuwe ontdekkingen
In de serres is het 30 graden. De vochtigheid slaat klam op ons neer. Rijen koffiestruiken staan netjes opgelijnd, elke boom vertegenwoordigt een andere variant. Raswetenschapper Piet Stoffelen heeft persoonlijk negen nieuw ontdekte koffievariëteiten op zijn naam staan. “Die worden wereldwijd gebruikt”, knikt hij met onverholen trots. “Een fijne erkenning. Een naam bestaat uit drie delen: ‘Coffea’ – het geslacht – dan ‘Arabica’ – de soort – en dan de naamgeving of de auteursnaam.” De botanicus deed ook een ontdekking in het herbarium zelf. “Een wilde soort uit de regio Yangambi”, knikt hij. “Na een genetische analyse blijkt die heel verwant met een van de beide voorouders van Arabica. We zijn die nu aan het evalueren. De smaak is veelbelovend en ik hou er zelf van. Ook al drink ik zelf nog niet zo lang koffie, mijn eigen smaak neigt naar zoet. Van speciale smaken ben ik zelf niet zo’n liefhebber.”
Piet Stoffelen wijst ons op de grote verschillen tussen de Robusta- en de Arabicabomen. “Robusta groeit in het laagland tot 1500 meter. De bomen moeten zich letterlijk uit de schaduw van de dichte ondergroei van het regenwoud trekken, vandaar de hoge, smalle stammen. Arabica groeit in bergland en daar worden struiken vanzelf minder hoog.” Opmerkelijk: door snoeien, enten en onderhoud kan je een Robustaplantage ook laag houden. Piet Stoffelen knikt: “Denk aan hoogstam- en laagstamboomgaarden: hetzelfde principe. Robusta heeft ook een grotere productiecapaciteit dan Arabica. In tegenstelling tot bijvoorbeeld coffea liberica: die laat zich niet goed snoeien, dat is gewoon een boom van twintig meter hoog en met bessen die twee keer zo groot zijn als Arabica of Robusta. Toch heeft die niet hetzelfde potentieel. De smaak is ondermaats, ook al wordt al tweehonderd jaar geprobeerd om hem in cultuur te brengen.”
Veelbelovende toekomst
En zo belanden we bij een belangrijke eigenschap van succesvolle koffie-investeerders: geduld. Voor een koffieplant oogstbare bessen draagt, moet je tien jaar rekenen. Maar geduld is ook een deugd als het gaat over het land van herkomst, de DR Congo. “Lokale investeerders, bedrijven en ngo’s nemen contact met ons op om de interessante variëteiten die we ontdekt hebben. Zelf mogen we die niet verdelen: genetische bronnen zijn eigendom van het land van herkomst. Maar de komende jaren willen we wel in samenwerking met lokale partners kwaliteitsvol plant- en zaaigoed produceren en verdelen in Congo.”
Wat nu een lowbudgetproject is, kan daarbij op termijn de regio een enorme boost geven als productieregio voor kwaliteitsvolle Robustakoffie. “Door de groeiende wereldmarkt voor koffie is die opportuniteit er zeker”, nuanceert Stoffelen meteen. “Alleen is het investeringsklimaat er nog niet bepaald optimaal. Congo is niet wat je noemt een stabiel land. Met onze kleinschalige projecten hopen we wel kiemen te leggen. Verder is er een geïntegreerde aanpak nodig, want de ontbossing gaat razendsnel, waardoor nog onontdekte soorten gewoon verdwijnen. Ook de infrastructuur blijft achterop hinken: een groot verschil met veertig jaar geleden, toen de koffieproductie piekte. De productie is nog maar 10 procent van die van de jaren 80.”
“Landbouw biedt in Congo ondanks de arme bodem mogelijkheden, want de variëteiten die we kweken zijn aangepast aan arme bodem, hebben geen bemesting en maar beperkt onderhoud nodig”, gaat de wetenschapper verder. “En omdat ik verwacht dat de koffieprijzen – Arabica Intercontinental Exchange (ICE) Futures U.S. in New York (de Coffee C Futures) en Robusta via de ICE Futures Europe in Londen – gestaag zullen blijven stijgen door de toenemende vraag in Azië en Latijns-Amerika, zit er toekomst in. Ondanks de speculatie, lijken de huidige piekprijzen door de slechte oogsten fundamenteel te zijn. Die zullen dus niet veel meer zakken. Met Robusta 2.0 de productie heropstarten in Congo, net als in Vietnam, zou dus tegemoetkomen aan een wereldwijde vraag.”