Geld uit uw vennootschap halen? Dit verandert er in 2026
De belastingdruk op liquidatiereserves en VVPR-bis wordt geharmoniseerd. Dat klinkt eenvoudig, maar achter die harmonisering schuilen complexe overgangsregels en strategische keuzes die ondernemers moeten maken.
Omdat geld uit uw vennootschap halen meestal een fiscaal prijskaartje kent, denkt u best twee keer na. Vaak komt het geld van pas bij de aankoop van een tweede woning, om de studiekosten van de kinderen te betalen of simpelweg om uw levensstandaard te verhogen. Soms spelen er ook zakelijke overwegingen: bij een overname kan het bijvoorbeeld aangewezen zijn om eerst ‘overtollige liquiditeiten’ uit de onderneming te halen.
Dat kan via verschillende kanalen: als loon, als dividend, een kapitaalvermindering, door een gebouw aan de vennootschap te verhuren, enzovoort. Elk alternatief heeft zijn eigen fiscale implicaties. Keert u uzelf bijvoorbeeld een dividend uit, dan betaalt u hierop in principe 30% roerende voorheffing (RV). Voor ondernemers die hun vermogen fiscaal slimmer willen structureren, bestaan er al enkele jaren twee alternatieve pistes: de liquidatiereserve en het VVPR-bis-regime. Beide systemen verlagen de belastingdruk aanzienlijk.
Door de Programmawet van 18 juli 2025 worden ze nu grotendeels geharmoniseerd: in beide gevallen zal de totale belastingdruk in de toekomst 15% bedragen. Volgens het begrotingsakkoord van eind november zou de belastingdruk op beide systemen stijgen naar 18%
Zo werkt een liquidatiereserve
‘Een liquidatiereserve laat vennootschappen toe om na betaling van de gewone vennootschapsbelasting een deel van hun winst apart te zetten’, legt Marieke Brees, fiscalist bij KBC Private Banking, uit. ‘Bij de aanleg is een heffing van 10% verschuldigd op het bedrag dat men wil reserveren. In ruil kan die reserve later tegen een gunstig tarief worden uitgekeerd.’
- Tot voor kort was dit: na 5 jaar wachten 5% roerende voorheffing. Netto belastingdruk: 13,64%.
- Voor reserves aangelegd vanaf 2026 zou dit op basis van de Programmawet worden: na 3 jaar wachten 6,5% roerende voorheffing. Netto belastingdruk: 15%.
Overeenkomstig het recente begrotingsakkoord zou de netto belastingdruk verder stijgen naar 18%. Het zou niet de bedoeling zijn om te raken aan reeds opgebouwde liquidatiereserves. Bij vereffening is geen belasting meer verschuldigd over de liquidatiereserves. Dit zou ook in de toekomst zo blijven.
‘Het doel blijft hetzelfde: winsten fiscaal voordeliger overhevelen naar het privévermogen, zonder de volle 30% RV te betalen. Nieuw is dat ondernemers minder lang moeten wachten, maar wel een hogere fiscale kost dragen’, vervolgt Brees. 'Toch blijft het een interessante piste om geld uit uw vennootschap te halen zonder dat u meteen een derde kwijt bent aan RV.'
VVPR-bis: zelfde eindpunt, ander parcours
Naast de liquidatiereserve bestaat het VVPR-bis-stelsel, waarvan de netto belastingdruk ook uitkomt op 15%. Het verschil zit in de timing en cashflow.
- Bij liquidatiereserve moet u bij de aanleg al 10% belasting over de aangelegde reserve betalen. Daarna wacht u 3/5 jaar voor u het geld kunt uitkeren.
- Bij VVPR-bis betaalt u enkel bij de uitkering. Na de (eenmalige) wachttermijn na de uitgifte van de aandelen (bij oprichting of bij latere kapitaalverhogingen) kunt u geld uitkeren aan 15%.
Hoewel het op datum van redactie nog onduidelijk is of het hogere tarief al van toepassing zal zijn voor dividenduitkeringen vanaf 1 januari 2026 en of ook reeds eerder aangelegde reserves geïmpacteerd zullen worden, zijn sommige ondernemers geneigd het zekere voor het onzekere te nemen en nog in 2025 een VVPRbis-dividend uit te keren aan 15% roerende voorheffing. Of dat een juiste beslissing is, hangt evenwel af van verschillende factoren: is er nood aan middelen in het privaat vermogen, hoeveel jaar wil men nog verder werken via de vennootschap, is de vennootschap op termijn verkoopbaar (cf. mogelijke impact op meerwaardebelasting), kwalificeert de vennootschap als familiale vennootschap (die aan 3% kan vererfd worden), enzoverder.
Let wel: niet elke vennootschap kan gebruikmaken van VVPR-bis. Enkel vennootschappen opgericht na 1 juli 2013 (of die sindsdien een kapitaalverhoging deden), komen mogelijk (gedeeltelijk) in aanmerking.
Timing is alles
Voor liquidatiereserves die al zijn aangelegd – én voor deze die worden aangelegd vóór 31-12-2025 – geldt een overgangsregeling. Ondernemers mogen kiezen om 5 jaar te wachten en slechts 5% extra belasting te betalen. Of ze kunnen al na 3 jaar uitkeren, maar dan - voorlopig alvast - tegen 6,5%.
Belangrijk detail: het FIFO-principe (first in, first out). Wie beslist sneller uit te keren, haalt automatisch eerst de oudste reserves eruit. Het kan dus gebeuren dat u 6,5% betaalt op reserves die enkele maanden later tegen 5% beschikbaar zouden zijn.
‘Wie liquidatiereserves nog sneller – dus binnen de wachttermijn – wilt uitkeren, betaalt nog meer’, geeft Brees aan. ‘Voor ‘oude’ reserves is dat 20% RV (bovenop de 10% bij aanleg). En voor reserves die worden aangelegd vanaf 2026 is dat het standaardtarief van 30%. Dat betekent dat voortijdig uitkeren absoluut te vermijden is.’
Wie de vennootschap binnen afzienbare tijd wil stopzetten, doet er meestal goed aan geen liquidatiereserves meer uit te keren. Bij vereffening kunnen de liquidatiereserves immers belastingvrij worden uitgekeerd. Op die manier blijft de belastingdruk beperkt tot 10% op het bedrag van de aangelegde liquidatiereserve, wat neerkomt op 9,09% over de winst. ‘Veel ondernemers beseffen dat niet’, zegt Brees. ‘Ze denken: ik haal mijn reserves er nu maar uit. Maar als u weet dat u binnen afzienbare tijd gaat vereffenen, laat u ze wellicht beter zitten.’
‘Wie binnen afzienbare tijd gaat vereffenen laat zijn liquidatiereserves beter zitten.’
Marieke Brees, adviseur Financiële Planning KBC Private Banking
Beleggen tijdens de wachttermijn
De wachttijd van 3 of 5 jaar hoeft geen verloren tijd te zijn. Via DBI-fondsen (Definitief Belaste Inkomsten) kan de vennootschap rendement op dat geld halen zonder bijkomende belastingdruk.
‘Zoals de plannen nu voorliggen, worden de fiscale voorwaarden wel aangescherpt’, vertelt private banker Philippe Elens. ‘De minimumbezoldiging zou opgetrokken worden van 45.000 euro naar 50.000 euro. Enkel wie aan die minimale bezoldigingsvoorwaarde voldoet, zal voortaan de RV op DBI-coupons nog kunnen recupereren.’
De hervorming stopt niet bij liquidatiereserves en het DBI-regime. Vanaf januari 2026 treedt normaal gezien ook de meerwaardebelasting op aandelen in werking. Hoewel deze plannen nog niet in definitieve wetten zijn gegoten, loont het de moeite om vooruit te kijken. ‘Door in 2025 nog reserves uit te keren, kan het eigen vermogen van de vennootschap dalen en zo de latere belastbare basis inzake de meerwaardebelasting mogelijks verhogen. Het kan dus een strategische zet zijn om in 2025 geen reserves uit te keren’, zegt Brees, ‘Maar het moet in de bredere context bekeken worden.’
Maatwerk blijft cruciaal
'Bij KBC Private Banking vullen we het advies dat ondernemers bij hun boekhouder inwinnen graag aan met expertise van onze interne fiscalisten’, benadrukt Elens. ‘Wij zitten geregeld samen met de accountant om de situatie van de klant multidisciplinair te bekijken. De reserves waarover we spreken, zijn vaak substantiële bedragen. Dan loont het echt om samen rond de tafel te zitten, want er zijn geen zwart-witantwoorden. Alles hangt af van uw liquiditeitsbehoefte, investeringsplannen, leeftijd, successieplanning ... Eén ding staat in elk geval vast: het is belangrijk om er vandaag al over na te denken.’
‘Bij KBC Private Banking vullen we het advies dat ondernemers bij hun boekhouder inwinnen graag aan met expertise van onze interne fiscalisten.’
Philippe Elens private banker Ondernemen bij KBC
Vragen? Contacteer uw private banker of wealth manager.
Dit nieuwsbericht mag niet worden beschouwd als een beleggingsaanbeveling of advies.