Meerwaardebelasting
De Arizona-regering bereikte deze zomer een akkoord over de principes van de zogenaamde solidariteitsbijdrage of meerwaardebelasting.
Intussen is er een begrotingsakkoord bereikt binnen de regering, maar moeten de ontwerpteksten nog ingediend worden in het Parlement. De wet op de meerwaardebelasting zal daardoor niet meer kunnen gestemd worden voor 1 januari 2026. Het is echter wel de intentie van de regering om alle gerealiseerde meerwaarden vanaf 1 januari 2026 te belasten met 10%. Hoe dit praktisch zal verlopen voor de in het begin van 2026 gerealiseerde meerwaarden, is nog niet bekend.
We volgen de situatie nauwgezet en werken deze pagina bij zodra er meer duidelijkheid is. De onderstaande informatie is dan ook onder voorbehoud, maar we geven je alvast de krijtlijnen mee.
De meerwaardebelasting is een taks van 10% op de winst die je vanaf 1 januari 2026 maakt bij de verkoop van financiële producten zoals aandelen, obligaties, fondsen, spaar- en beleggingsverzekeringen, ...
De wet is op dit moment nog niet gestemd, maar zal van toepassing zijn vanaf 1 januari 2026. Dat betekent dat meerwaarden die je vanaf die datum behaalt, onder de nieuwe belasting zullen vallen, zelfs al wordt de wet pas later officieel goedgekeurd.
Wat betekent dat voor jou?
- Meerwaarden behaald voor 1 januari 2026 blijven vrijgesteld
- Meerwaarden behaald vanaf 1 januari 2026 zullen belast worden aan 10%, ongeacht wanneer de wet wordt goedkeurd.
De taks is van toepassing op:
- Natuurlijke personen die in België onderworpen zijn aan de personenbelasting.
- Bepaalde rechtspersonen onderworpen aan de rechtspersonenbelasting (vooral vzw’s, stichtingen en private stichtingen). Er zou wel een uitzondering voorzien worden voor vzw’s die fiscaal aftrekbare giften kunnen ontvangen.
Enkel Belgische inwoners zijn onderworpen aan deze taks.
Voorbeeld
Je woont permanent in Frankrijk en dient daar je belastingaangifte in. Je houdt je beleggingen in België aan. Bij de verkoop van bepaalde aandelen behaal je een meerwaarde. Je zal geen meerwaardebelasting betalen.
De taks is niet van toepassing op meerwaarden die behaald worden door een vennootschap.
Het gaat over veel verschillende soorten financiële producten zoals aandelen, obligaties, fondsen, opties, trackers, ETF’n, warrants, spaarverzekeringen, beleggingsverzekeringen, fysiek goud, deviezen, … Ook crypto-assets vallen hieronder. Het gaat over zowel Belgische als buitenlandse producten, zowel op de beurs genoteerd als niet op de beurs genoteerd. Voor niet-beursgenoteerde producten moet de waardebepaling gebeuren op de manier die de wet voorziet.
De meerwaardebelasting is niet van toepassing op:
- Groepsverzekeringen en andere contracten binnen de tweede pensioenpijler
- Pensioensparen
- Langetermijnsparen
Gemengde bancaire fondsen zijn fondsen die bestaan uit een aandelengedeelte en een obligatiegedeelte. Deze fondsen zijn vandaag al onderhevig aan een bepaalde ‘meerwaardebelasting’ namelijk de Reynderstaks. Deze taks blijft behouden en zal naast de meerwaardebelasting blijven bestaan. Bij de verkoop van een beleggingsfonds dat onder deze taks valt, moet je dus rekening houden met 2 belastingen:
- 30% roerende voorheffing op het rendement van het obligatiegedeelte
- 10% meerwaardebelasting op het rendement van het aandelengedeelte
Meerwaarden
De meerwaarde is het verschil tussen de verkoopprijs en de aankoopprijs. Aangezien de nieuwe bepaling maar start vanaf 1 januari 2026, wordt enkel rekening gehouden met meerwaarden die vanaf die datum zijn ontstaan. Historische meerwaarden vallen dus niet onder de belasting. Om de meerwaarde te bepalen, wordt gekeken naar de waarde van het product op 31 december 2025 (de zogenaamde ‘foto’).
Voorbeeld
Je kocht in 2023 een aandeel aan 100 euro en verkoopt dit op 15 september 2026 aan 150 euro. Over de hele periode behaal je dus een meerwaarde van 50 euro. De koers van dit aandeel op 31 december 2025 bedraagt echter 120 euro. In dat geval betaal je slechts 10% op 30 euro (150 – 120).
Minderwaarden
Het is perfect mogelijk dat je naast meerwaarden in een bepaald jaar ook minderwaarden behaalt. Deze minderwaarden kun je in mindering brengen van de meerwaarden die je in datzelfde jaar behaald hebt, over de verschillende soorten beleggingen heen.
Voorbeeld
In 2027 behaal je een totale meerwaarde van 25.000 euro door de verkoop van verschillende beleggingen. Je verkoopt in datzelfde jaar ook een aantal beleggingen waarop je 3.000 euro verlies behaalt. De netto belastbare meerwaarde bedraagt dan 25.000 – 3.000 = 22.000 euro (zonder rekening te houden met vrijstellingen).
Historisch hogere aanschafwaarde
Als je een aandeel hebt gekocht voor 31 december 2025 aan een hogere prijs dan de waarde op de foto, zal je de hogere aankoopprijs in rekening mogen brengen in plaats van de waarde op de foto. Welke bewijsstukken je daarvoor moet aanleveren is nog niet bekend. Deze mogelijkheid geldt maar tot 31 december 2030. Voor verrichtingen na die datum wordt steeds de waarde op de foto op 31 december 2025 gebruikt.
Het gebruik van een historisch hogere aanschafwaarde kan echter nooit leiden tot het behalen van een minderwaarde. Deze zal er wel voor zorgen dat de verschuldigde meerwaarde herleid wordt tot 0 euro.
Voorbeeld
Je kocht een aandeel in 2023 aan 150 euro. De koers op 31 december 2025 bedraagt 120 euro (de ‘foto’). Je verkoopt dit aandeel op 15 september 2026 aan 125 euro. Je zou dus 10% moeten betalen op 5 euro (het verschil tussen de verkoopwaarde en de waarde op de foto op 31 december 2025). Nochtans behaalde je geen echte meerwaarde, aangezien je het aandeel duurder kocht dan verkocht. Tot 31 december 2030 kun je de werkelijke, historische aankoopprijs in rekening brengen.
Er is per belastingplichtige een jaarlijkse vrijstelling. Op de eerste 10.000 meerwaarde die je behaalt moet je geen meerwaardebelasting betalen. Dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Deze vrijstelling moet je in je eigen belastingaangifte aanvragen.
Voorbeeld
Je verkoopt in 2026 beleggingen met een totale meerwaarde van 11.000 euro. Als je de vrijstelling aanvraagt in je belastingaangifte zul je maar op 1.000 euro meerwaardebelasting moeten betalen.
Daarnaast kun je de vrijstelling die je niet gebruikt beperkt overdragen naar het volgende jaar. Per jaar dat je geen gebruik maakt van deze vrijstelling, kun je tot maximaal 1.000 euro overdragen naar een volgend jaar, met een maximum van 5 jaar. Op die manier is een maximale vrijstelling van 15.000 euro per belastingplichtige mogelijk. Dat betekent dat een gehuwd koppel uiteindelijk een gezamenlijke vrijstelling van 30.000 euro zou kunnen krijgen als ze de overdracht maximaal gebruiken (in de veronderstelling dat hun beleggingen deel uitmaken van hun gemeenschappelijk vermogen).
Voorbeeld
Je hebt in 2026 geen beleggingen verkocht. Je kunt in 2027 gebruik maken van een vrijstelling van 11.000 euro. Als je in 2027 beleggingen verkoopt met een totale meerwaarde van 10.600 euro, dan zal je geen meerwaardebelasting moeten betalen in het jaar 2027.
Begin 2026 zal de wet voor de meerwaardebelasting nog niet officieel goedgekeurd zijn. Je leest hieronder welke keuzes je hebt om de belasting te betalen.
1. Hoe betaal je de belasting?
Zodra de wet in werking treedt, heb je 2 keuzes:
- Keuze 1 : Alles zelf aangeven (opt-out)
- Je kiest ervoor dat KBC geen meerwaardebelasting inhoudt.
- Wij melden je keuze aan de fiscus en bezorgen jou en de fiscus een overzicht van de meerwaarden die je behaalde.
- Jij bent zelf verantwoordelijk om deze bedragen in je belastingaangifte op te nemen.
Hoe maak je deze keuze?
Vanaf eind januari 2026 regel je dat eenvoudig in KBC Mobile, KBC Touch of in je KBC-kantoor. Je ontvangt daarover eind januari bijkomende informatie.
- Keuze 2: Automatische inhouding (bronheffing)
- Als je niet kiest voor opt-out, dan houdt KBC automatisch 10% belasting in op de meerwaarde wanneer je een belegging met winst verkoopt.
- Wij storten dat bedrag anoniem door naar de fiscus.
- Wil je gebruikmaken van de vrijstelling? Dan kun je het betaalde bedrag terugvragen via je belastingaangifte. Je krijgt van ons een overzicht om dat eenvoudig te doen.
Hoe maak je deze keuze?
Je moet niets doen om hiervoor te kiezen.
Voorbeeld
Je verkoopt in juni 2026 aandelen met een meerwaarde van 9.000 euro. Je financiële instelling zal hierop 900 euro meerwaardebelasting inhouden en zelf (anoniem) doorstorten naar de fiscus . Aangezien je gebruik kunt maken van de vrijstelling van 10.000 euro, kun je in je aangifte inkomstenjaar 2026 – aanslagjaar 2027 deze meerwaarde aangeven om de betaalde belasting van 900 euro te recupereren.
Voor bepaalde financiële producten is er geen bronheffing mogelijk (zoals voor meerwaarden op crypto-assets, deviezen en goud). Voor deze producten ben je dus zelf verantwoordelijk voor de aangifte van de meerwaarden via je eigen personenbelasting.
Ook voor effecten die je in het buitenland aanhoudt, zal je de behaalde meerwaarden zelf moeten aangeven in je eigen personenbelasting.
Voor vzw’s en stichtingen geldt het systeem van de inhouding aan de bron niet, maar wordt de betaling van de meerwaardebelasting rechtstreeks geregeld via hun eigen RV-aangifte.
Heb je een rekening met meerdere titularissen?
Dan moeten jullie allemaal dezelfde keuze maken (alles zelf aangeven of automatische inhouding).
2. Hoe betaal je voordat de wet in werking treedt?
De belasting geldt al vanaf 1 januari 2026, maar de wet wordt pas later gepubliceerd.
- Kies je voor de opt-out en dus niet voor de automatische inhouding? Dan neem je zelf alle meerwaarden van 2026 op in je belastingaangifte. Vanaf eind januari 2026 regel je dat eenvoudig in KBC Mobile, KBC Touch of in je KBC-kantoor.
- Kies je voor de automatische inhouding? Dan start KBC met de inhouding zodra de wet in werking treedt.
De regering werkt nog aan een oplossing voor de meerwaarden die je zal behalen in de overgangsperiode.
Wanneer een aandeelhouder een aanmerkelijk belang heeft in de vennootschap waarvan hij aandelen verkoopt, zullen de regels inzake meerwaardebelasting verschillen van de standaardregeling. Met deze afwijkende regeling beoogt men ‘eigenaars’ van (familiale) vennootschappen (die vaak door henzelf of familieleden uit een vorige generatie werden opgericht) minder streng te behandelen en wil men de ondernemingszin van deze ‘aandeelhouders-ondernemers’ niet fnuiken.
Een ‘aanmerkelijk belang’ wordt daarbij gedefinieerd als een participatie van minstens 20%. Er zou enkel rekening worden gehouden met de participatie die de aandeelhouder zelf en in persoonlijke naam aanhoudt. Van eerdere geruchten dat voor het bepalen van de minimumdrempel van 20% ook rekening zou mogen worden gehouden met aandelen die door familieleden worden aangehouden of van onrechtstreeks aangehouden aandelen (bijvoorbeeld via een managementvennootschap) is dus geen sprake meer. Bovendien gebeurt de beoordeling van de participatievoorwaarde van 20% op het ogenblik van de transactie zelf. Het volstaat dus niet dat je op enig tijdstip in het (recent) verleden een participatie van 20% hebt gehad. Enkel de situatie op het ogenblik van verkoop is bepalend. Wie niet aan de minimumdrempel van 20% komt, maar bijvoorbeeld slechts 19% van de aandelen van een vennootschap bezit, kan evenmin rekenen op een ‘overgangsregeling’ en valt meteen terug op het ‘standaardregime’ van 10% belasting en een voetvrijstelling van 10.000 euro.
Wie wel voldoet aan de voorwaarde zal bij de realisatie van een meerwaarde genieten van een vrijstelling ten belope van een eerste schijf van 1.000.000 euro. Meerwaarden die hoger oplopen, worden belast aan een getrapt tarief (1,25% tot 2.500.000 euro; 2,5% tot 5.000.000 euro; 5% tot 10.000.000 euro; 10% vanaf 10.000.000 euro). De vrijstelling zou 1 keer gelden per periode van 5 jaar.
Het afwijkend regime is zowel van toepassing voor meerwaarden op aandelen van beursgenoteerde als op niet-beursgenoteerde vennootschappen. Voor niet-beursgenoteerde vennootschappen stelt zich uiteraard de vraag naar de ‘beginwaarde’ van de aandelen (de ‘foto’ op 31 december 2025). Om deze waarde te bepalen wordt voorzien in een aantal mogelijkheden. Als in 2025 een effectieve transactie heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld een verkoop van aandelen), kan de waarde die bij deze transactie werd gehanteerd als referentiewaarde worden gebruikt. In andere gevallen kan gebruik worden gemaakt van een gestandaardiseerde waarderingsmethode (4 keer ebitda, verhoogd met het eigen vermogen). Daarnaast kun je ook een gedetailleerde waardebepaling laten maken door een revisor of een gecertificeerd accountant. De belastingplichtige zou het recht hebben om te kiezen voor de methode die de hoogste waardering oplevert. De fiscus heeft echter de mogelijkheid om de waarde te betwisten.
De regeling beperkt zich voor alle duidelijkheid niet tot aandelen van exploitatievennootschappen. Ze is dus principieel ook van toepassing wanneer meerwaarden worden gerealiseerd bij de verkoop van aandelen van bijvoorbeeld een patrimoniumvennootschap, een managementvennootschap of een holdingvennootschap.
De invoering van een meerwaardebelasting op financiële activa verandert uiteindelijk niets aan de basisvoorwaarde dat de geviseerde transacties nog steeds dienen te passen binnen het normaal beheer van een privaat vermogen. ‘Normaal beheer’ wordt daarbij klassiek omschreven als ‘daden die een voorzichtig en redelijk persoon verricht voor het dagelijkse beheer, maar tevens met het oog op het winstgevend maken, de tegeldemaking en de wederbelegging van bestanddelen van zijn vermogen’.
Als transacties niet binnen dit kader van normaal beheer vallen (en er dus sprake is van ‘abnormaal beheer’), zal de gerealiseerde meerwaarde als een divers inkomen worden beschouwd en onderhevig zijn aan een tarief van 33% (+ aanvullende gemeentebelasting). De vraag of een transactie al dan niet kadert binnen normaal beheer is uiteraard een feitenkwestie, waarover finaal enkel een rechter kan beslissen.
In de rechtspraak worden diverse criteria gehanteerd om te oordelen of de realisatie van een meerwaarde tot het normaal beheer van een privévermogen behoort. Een van de geviseerde transacties betreft ‘speculatie’. Sommige houders van cryptomunten bijvoorbeeld die hadden gehoopt dat de invoering van een solidariteitsbijdrage van 10% hen zou vrijwaren van de mogelijke toepassing van een taxatie van 33% (+aanvullende gemeentebelasting) op hun meerwaarde, vissen hiermee dus potentieel achter het net.
Een ander bekend voorbeeld van mogelijk ‘abnormaal beheer’ betreft de zogenaamde ‘interne meerwaarde’. Bij dergelijke transactie verkoopt een aandeelhouder-natuurlijke persoon zijn aandelen met meerwaarde aan een andere door hem opgerichte of (rechtstreeks of onrechtstreeks) gecontroleerde vennootschap (holding). De fiscus (en de minister van financiën) meende dat in dergelijke situatie van normaal beheer geen sprake was. Gezien het oordeel over het normaal karakter echter enkel door de feitenrechter kan worden gemaakt, is de rechtspraak hierover minder eensluidend.
De regeling rond ‘interne meerwaarde’ wordt nu aangescherpt en in de wetgeving verankerd. Wanneer een aandeelhouder aandelen verkoopt aan een vennootschap waarin hij controle uitoefent (mogelijk alleen of samen met familieleden), zal een afzonderlijke heffing van 33% op de meerwaarde van toepassing zijn.
Meerwaarden die worden gerealiseerd bij de inbreng van aandelen in een holdingvennootschap blijven wel vrijgesteld van belasting. Bij de inbreng van aandelen is er vandaag immers al een specifieke regeling van toepassing, waarbij het fiscaal kapitaal van de vennootschap die de inbreng geniet, beperkt wordt tot aanschaffingswaarde van de ingebrachte aandelen. Het saldo van de inbreng wordt vanuit fiscaal oogpunt als een ‘belaste reserve’ beschouwd, die bij latere uitkering aan 30% roerende voorheffing onderhevig is.